Normandië

Normandië

Na een zwempartij op onze Picardische camping, fietst in de vroege avond een vriendelijke Fransman in korte broek en vrolijk t-shirt langs en stopt bij Orville. Zijn vettige haar is bijeengepakt in een stomp staartje. Hij heeft een kind achterop de fiets en ze worden vergezeld door een dochter van een jaar of 12 op haar eigen fiets. Op de vraag waar dit toeristisch ogende gezin vandaan komt zegt de man dat hij hier in het dorp woont, maar dat zijn dochter had verteld dat hij even op de camping moest gaan kijken wat voor bijzonder apparaat hier staat. We kletsen gezellig en leren elkaars beperkingen in de Franse taal, zonder elkaar daar onnodig op te wijzen. Maar hebben allebei plezier dat zo’n eenvoudig iets als een kampeervoertuig voor een gesprekje kan zorgen tussen vreemden die elkaar anders nooit zouden hebben gesproken en waarschijnlijk ook nooit meer zullen spreken.
Het is niet de enige vrolijkerd die een praatje maakt vanwege Orvile. Zo genieten we enorm van alle aandacht voor onze kampeercombinatie.

Thomas geniet ook enorm, maar dan vooral van het zwembad. Hij vecht als een zeeleeuw als we hem eruit dreigen te halen. Moe als een zeehond slaapt hij hoog en droog in zijn daktent en dat belooft veel voor de rest van de reis. Maar tegelijk is het de volgende dag tijd om door te reizen.
Vandaag zullen we het grootste deel van de dag door Normandië reizen. We waren hier eerder toen Thomas bijna twee was en toen hadden we nog aandacht voor verfijnde zaken zoals de tuinen van Claude Monet. Nu niet. We rijden als vrachtwagenchauffeurs door dit Noord-West-Franse land. In collonne horen we tot de klasse van onhandige voertuigen die niet harder kunnen en dat merken we vooral als we ons gedwongen voelen gebruik te maken van de langzaam verkeer strook die ze hebben gereserveerd op sommige stukken snelweg bergop. Terecht overigens: onze snelheid wil op de steilste klimmen wel eens dalen naar zo’n 50km/u, terwijl de personenauto’s met 130 langsrazen. En bij het bezoek aan de hypermarché parkeren we dan ook naast onze grote broers en zussen.

We worden ook geconfronteerd met hoe dicht we bij de grens van Europa zijn hier. De vrachtwagens hebben zichtbaar extra maatregelen aan de huif tegen inklimmers (die de tocht naar Engeland willen maken) en overal bij toerit of afrit staan borden die Engelse toeristen in hun eigen taal waarschuwen: “Keep Right!” Die Engelsen zullen we op onze volgende camping ook veel zien. We staan tegenover twee Engelse gezinnen die zo plat Engels praten dat we de nummerplaten moesten bekijken om vast te stellen dat het geen Hongaren zijn. Auto’s en caravans geven de indruk dat er geld in het spel is: de enorm lange en glimmende caravan, waarvan alledrie de dakramen open staan om door te luchten is net zo hagelnieuw als de Jaguar die hem trekt. We raken niet in gesprek, men is erg op zichzelf lijkt het. We gissen naar hun verhaal en houden het erop dat ze bijzonder veel geluk moeten hebben gehad in het wedden op paardenrennen. We stellen tegelijkertijd vast dat ze op het gebied van stijl en smaak niet zo rijk bedeeld zijn.

Aan de andere kant naast ons staat weer een geheel ander deel van het Britse publiek. Over stijl en smaak gesproken, de vader van dit gezin is een bijzonder oncharmante verschijning. We denken dat de vergelijking met Hyacinth’s zwager Onslow in het voordeel van het televisiepersonage uitkomt. ‘s ochtends om half elf staan bier en wijn al op de campingtafel, maar om elk misverstand over de herkomst van hun figuur uit de weg te gaan, benadrukken ze dat dat niet alleen door consumptie is bereikt, maar ook door zo min mogelijk te bewegen. De kortst denkbare afstanden op de camping worden per auto afglegd, waarbij de volumneuze arm zo uit het raam wordt gehangen dat zoveel mogelijk huid gekoeld wordt. Het lijkt daarbij de sport te zijn om zo verveeld te kijken dat de indruk bestaat datje al uren onderweg bent. In een auto die overigens net zo vormeloos is als haar passagiers.


We hebben dus wat minder aanspraak op deze camping. We zien af en toe wel dat Orville wordt gefotografeerd, maar de geïnteresseerde korte gesprekjes – ook de meest oppervlakkige – komen hier niet voor. Het heeft meer met het publiek te maken dan met de camping zelf, denken we. Het is namelijk een prachtige camping, gesitueerd op een fraai landgoed bij een chateau. De eeuwenoude gebouwen staan voor een deel nog en daar zijn onder andere de bar en het winkeltje nu in gemaakt. Naast de visvijver staat een eeuwenoud torentje en het terrein is niet alleen stijlvol, maar ook van alle gemakken voorzien. Er is een tennisbaan, een kinderboerderij, een riante speeltuin, een buitenzwembad, een binnenzwembad met allerlei grote en kleine glijbanen. Versgebakken stokbrood en croissantjes zijn top. Sanitair is schoon, zeer ruim, zonder wachttijden én in deze tijd belangrijk: helemaal coronaproof. Het blijft wel een bijzondere gewaarwording om een mondkapje op te moeten doen als je gaat douchen of je tanden gaat poetsen.


We zijn hier twee nachten en Thomas benut de tijd door urenlang in het zwembad te spetteren en spatteren en moet wel honderd keer van alle glijbanen af. We kiezen er vanwege de beperkte tijd en de verwachtte drukte toch maar voor om niet naar de nummer drie toeristische attractie van Frankrijk te gaan: Mont St. Michel. Terecht achteraf: we horen van mensen die wel gingen dat het toch een vreemd iets is dat je met tientallen in een bus geduwd wordt. Weliswaar met mondkapjes op, maar toch moet je die coronarisico’s maar niet opzoeken lijkt ons. Morgen weer verder naar de Westkust van Bretagne.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *