Bretagne

Bretagne

Het vertrek van de landgoedcamping in Normandië gaat behoorlijk gemakkelijk en relaxed. We slapen uit, worden wakker zonder wekker en als we Thomas écht niet horen maken we hem maar eens wakker. Gisterenavond was al het meeste ingepakt en vastgesjord, dus is er nu tijd voor verse koffie en dito croissants. Rustig aan en toch voor tien uur op pad. Het spannendste aan de reis is misschien nog wel dat vandaag Zwarte Zaterdag is in Frankrijk: Tout le Monde gaat vandaag op vakantie. Al om half acht ‘s ochtends staan er vertragingen van meer dan twee uur op de snelwegen naar het zuiden. Maar wij reizen westwaarts.

Bretagne blijkt een bestemming waar je naar toe moet rijden met een flink vol gestouwde stationcar van Franse makelij met een akelig klein aanhangertje erachter van ongeveer een kubieke meter groot, een reservewiel achterop. Het mag ook een andere auto zijn, maar de aanhanger is wel soort van standaard. De twee wieltjes eronder zou je makkelijk kunnen verwarren voor damstenen of Oreo koekjes, zo klein en dun zijn ze. We worden door honderden van dit soort karretjes ingehaald. Je kan er blijkbaar makkelijk 130 km/u mee rijden, maar veel harder durven genoeg vakantievierders ook wel. Zelf halen wij regelmatig campers en caravans in die niet harder durven dan 80, terwijl wij liever de toegestane kruissnelheid van 90 aanhouden. We hebben een paar files, maar als je bedenkt hoe erg het elders in dit vakantieland is hebben we een behoorlijk soepele rijdag.

Lekker op tijd zijn we in Douarnenez, waar we de weg naar de camping moeten vinden. De navigatie stuurt ons rechtdoor, als we net te laat het bordje zien dat toeristen de weg linksaf naar de camping wijst. We besluiten het bord te volgen en draaien met veel bekijks bij het minirotondetje dat praktisch op het strand ligt – en niet bepaald gemaakt is voor voertuigen langer dan een meter of zes. We keren terug om nu rechtsaf te gaan, het bordje achterna. Het weggetje gaat zonder trottoirs, geveltuintjes of andere afscheidingen tussen de zachtgele huizen en de weg door en klimt stijl omhoog. Als er treden in hadden gezeten was het een behoorlijk heftige trap geweest. Zo’n honderd meter hoger moeten we strak rechtsaf en omdat we behoorlijk wat vaart moesten hebben om op deze stijle weg niet terug achteruit te zakken, zijn we blij dat we het huis op de hoek niet raken en vooral ook dat er geen tegenligger komt. Dat gebeurt iets verderop wel. Een Nederlandse familie gaat op excursie vanaf de camping en komt ons toegemoet. We gaan niet langs elkaar passen en het is fijn dat ze achteruit rijden, zodat ze op een breder stuk van de weg aan hun linkerzijde ons erlangs kunnen laten. Het past allemaal nét en we hebben door de open raampjes nog een vriendelijk gesprekje. Terwijl we doorrijden kijken zij nog even achterom en zien hoe Maarten soepel langs alle obstakels onder de tweeënhalve meter hoogte weet te sturen. Helaas steekt er net iets hoger dan dat een volstrekt overbodig geplaatst verkeersbord over de weg uit. Een kras over vijf meter en vierenzestig centimeter over Orville’s brede schouders is het gevolg. Hoofdzakelijk een kras in het huidoppervlak, maar het laat op een paar plekken mooi zien dat die huid van hout gemaakt is. Genant en ongemakkelijk, maar tegelijk ook fijn dat we op dit soort momenten wel snel kunnen relativeren: je geeft zo’n huis op wielen een naam, je gaat er steeds meer van houden, maar aan het eind van de dag is het een gebruiksvoorwerp en aan de gebruiksfuncties is niks kapot gegaan. Maar het levert toch ook een kras op de ziel op en bovendien een behoorlijk verhoogde hartslag vlak voordat we een kampeerplek op moeten manouvreren.
We stellen ons op buiten de poorten van de camping, omdat er anders geen plek is om te passeren als we bij de receptie parkeren. De camping is gebouwd op de rotsen die snel stijgen vanaf de kustlijn en heeft daarom smalle en stijle weggetjes, met heftige bochten. Als de hartslag is gezakt – al wachtend in de mondkapjesrij voor de receptie – mogen we op pad. We krijgen de kaart van de camping mee en gaan maar plaats nummer 50. Maar niet via de kortste weg. Omdat we buiten de camping begonnen, in plaats van naast de receptie, staan we na een klein stukje rijden aan de uitgangsslagboom en dus moeten we gelijk weer een behoorlijk eind acheruit rijden richting de slagboom bij de ingang, Sh#t… Daar is de hartslag weer. We rijden rustig de 80 meter achteruit, maken de krappe bochtjes richting slagboom-in en klimmen de Bretonse berg op naar plek nummer 50. Aldaar staan we voor een kluif: de bocht achteruit die we moeten maken om op onze knusse kampeerplaats te komen staan is eigenlijk de verkeerde kant voor goed overzicht en bovendien is de bocht enorm krap. Na een eerste uitstekende poging staat Orville op de kampeerplek, maar wel helemaal aan de verkeerde kant. Op deze manier kunnen we Orville niet in of uit, laat staan dat we de luifel kunnen opendraaien. Het plan: we gaan net zo lang heen en weer steken via de plek van de overburen tot hij wel goed staat. Dat lukt niet: er staan bomen in de weg, net als de tent van de overburen, een kraantje voor algemeen gebruik en een brandkraan voor als het mis gaat – nog erger mis dan deze parkeeractie tot nu toe. We steken en steken, tijd verstrijkt en steeds meer mensen komen kijken. Dat helpt niet. Na verloop van tijd komen we terug bij de checklistregel van Albatros Airlines: If at first you don’t succeed… Try, try again!

Een flink aantal keer steken verder staat de hele combinatie weer terug op het weggetje. Opnieuw de bocht achteruit, maar dit keer eerder begonnen en halverwege de bocht steken we de stompe neus van Wilbur geheel in een onschuldige boom en de omringende struiken. Halverwege duwen de neus nog eens wat verder de bossages in, als een verlegen kind in het bovenbeen van zijn moeder op de eeste schooldag en zo steken we nog iets meer ruimte om de bocht af te kunnen maken. De les over gebruiksvoorwerpen ligt nog kakelvers in het geheugen! Zo past het wel en is het alsnog in enkele minuten gebeurd (na alle vertraging daarvoor natuurlijk…).

Nu Orville op zijn plek staat kunnen we afkoppelen. Hoewel dat elke keer soepeler gaat, lukt het nu niet: Wilbur staat niet echt recht, vanwege een heuveltje onder de linkerwielen en Orville staat niet recht in een lijn achter Wilbur. We draaien de poten omlaag, waardoor Orville wordt opgetild van zijn rustplaats op de koppelschotel van Wilbur. Er hoortdan licht tussen trailer en schotel tekomen en dat komt er ook, maar nietover de hele breedte. We proberen toch maar af te koppelen, maar Wilbur blijkt niet van zijn plek te komen. Toch de poten nog wat verder draaien. We blijken met het omhoog draaien van Orville zelfs de wielen van Wilbur mee van de grond te brengen, niet gek dat die niet van zijn plek kwam… Wederom: Try, try again! Twee luchtleidingen en twee elektriciteitsstekkers weer aankoppelen, poten weer omhoog en we steken de hele combinatie toch nog maar eens een keer heen en weer. Dan staat het pas echt recht en kunnen we rustig afkoppelen. Het zweet staat op de rug. Gelukkig zit Thomas inmiddels al een tijdje met zijn Lego te spelen op een kleedje in een hoek van onze krappe kampeerplaats.
Dit is ons plekje voor de komende week en we zijn er blij mee. Het is hier heel groen, het stikt van de gezinnen, waaronder kinderen in de leeftijd van Thomas en sommige spreken ook nog eens Nederlands. Er is een zwembad en we lopen in nog geen tien minuten omlaag naar het strand, hoewel de wandeling terug fors langer duurt, omdat dat toch wel een forse klim is. Tijd voor vakantie!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *